| |||
ZIEKTES VAN DE BOVENSTE LUCHTWEGEN Ziektes van de bovenste luchtwegen zijn veelal niet ernstig, echter, ze kunnen wel ernstige complicaties hebben. Klik op de links voor meer uitleg.
Etiologie en epidemiologie. Neusholte- en keelontsteking (rhinitis, laryngitis) zijn de meest voorkomende infectieuze problemen bij cavia's. De ziektekiemen zijn vrijwel altijd aanwezig in de lucht; ze hechten zich graag aan stofdeeltjes en druppels (aerosolen). Op deze manier worden de infecties verspreid. Het natuurlijke reservoir zijn mensen of andere diersoorten, die subklinische dragers zijn. Omdat de infecties van de bovenste luchtwegen niet direct dodelijk zijn, is er ook veel dragerschap in de caviapopulatie. De infecties hebben dus een enzoötisch karakter: opflakkeringen komen regelmatig voor als de weerstand van cavia's daalt. De risicoperiodes zijn winter en seizoenswisseling (voorjaar, najaar). De oorzaak is veelal een combinatie van minder waardevolle voeders (geen groenvoer), slechtere ventilatie (stof, druppels), minder licht, meer luchtstromen of tocht, en veel temperatuurwisseling (vanwege verwarming). Deze factoren verlagen de weerstand en verhogen de infectiedruk, waardoor het dier gevoeliger wordt voor infecties. Overige factoren die de weerstand verlagen zijn: dracht, jonge of oude leeftijd, huisvesting buiten de thermoneutrale zone (te koud of te warm) en inadequate voeding, met name het vitamine C gebrek. Etsende en/of irriterende stoffen in de lucht, zoals ammoniak (urinegeur, niet verschoonde hokken), stof en sigarettenrook tasten het trilhaarepitheel in de bovenste en onderste luchtwegen aan, waardoor infecties gemakkelijker kunnen grijpen (zie ook Niet-infectieuze ziektes). Bacteriën die meestal betrokken zijn bij de bovenste luchtweginfecties zijn: Bordetella bronchiseptica, Pasteurella multocida, Streptococcus spp. en Staphylococcus spp. Alle species hebben de capaciteit om de longen te infecteren, streptokokken kunnen daarnaast ook infecties van het middenoor en abcessen van de lymfeknopen veroorzaken. Het al dan niet optreden van complicaties hangt af van de weerstand van het dier. Pathogenese. De ziektekiemen
(meestal Bordetella bronchiseptica, Pasteurella multocida,
streptokokken) grijpen ter hoogte van de neusschelpen en de nasofarynx.
Afhankelijk van de virulentie van de bacterie kan de ziekte zich op
verschillende manieren ontwikkelen. Er is altijd een ontstekingsreactie, die tot zwelling en extra
slijmuitscheiding leidt. Slijm en afgestorven slijmvliescellen kunnen de
bovenste luchtwegen verstoppen; traanbuisverstopping wordt vaak gezien. Sommige
ziektekiemen zijn bijzonder destructief: Bordetella en Pasteurella
kunnen de benige structuren in de neus aantasten, met atrofie tot gevolg. De
infectie kan zich verspreiden naar het
middenoor via de inwendige gehoorgang (tuba auditiva), en naar de
onderste
luchtwegen via de larynx. Soms blijven de infectieuze kiemen permanent
aanwezig ten hoogte van de tonsillen; bij gedaalde weerstand van het
dragerdier zien wij een opflakkering van de infectie. Symptomen. De hoofdsymptomen zijn:
De algemene conditie van het dier blijft meestal goed. De
cavia eet vrijwel normaal en verliest geen gewicht, behalve bij ernstige
klachten en ademnood. De infectie blijft vaak
beperkt: de opbouw van immuniteit duurt ongeveer een week bij een primo
infectie, korter bij herinfecties. De klachten zullen dus (meestal) na een week
verdwijnen. Bij cavia's met een goed immuun respons is er
weinig kans op verspreiding en aantasting van de onderste luchtwegen. Echter, bij dieren
die om welke reden dan ook verzwakt zijn - dracht, leeftijd, slechte voeding -
of idiopatisch (zonder duidelijke oorzaak) -
is deze kans heel groot. Als de klachten langer dan een week aanhouden, is er mogelijk een complicatie opgetreden. Diagnose. Diagnose stellen wij meestal aan de hand van de symptomen (zie boven), en niet aan de hand van de bacteriologische uitslagen. Bacteriologisch onderzoek van de neus- of oogvocht kan uiteraard ook uitgevoerd worden, maar de resultaten zijn vaak weinigzeggend. De staalafname is moeilijk. Het nemen van een neusswab is veelal zinloos. Meestal vindt men enkel commensale huidbacteriën zoals stafylokokken. Soms vindt men ook enkele pathogenen uit de lijst in Ademhaling, Infecties en zoönosen. De meeste van deze microben behoren echter tot de normale (opportunistisch pathogene) neusflora; hun aanwezigheid in de microbiota is dus geen verrassing. Behandeling. Bij een lichte neusreutel moet men niet direct in paniek raken. In meeste gevallen gaat het vanzelf over. Echter, de eigenaar moet continu observeren of de cavia goed eet, of de toestand niet verergert, en of er geen andere symptomen bijkomen. Isolatie van de zieke cavia's is enkel aangewezen als er veel risico van verspreiding van de infectie is, dus bij veel oog- en neusuitscheiding bij de zieke dieren (de uitscheiding is infectieus!), of als de zieke dieren opmerkelijk snel achteruitgaan (mogelijke complicaties - longaantasting). De behandeling van een lichte reutel is hoofdzakelijk gericht op de verlichting van de klachten. Bepaalde kruidensupplementen kunnen helpen om de luchtwegen vrij te maken. Men gebruikt hiervoor verse of gedroogde kruiden, of kruidenthee. De meest effectieve kruiden zijn: smalle en gewone weegbree (Plantago lanceolata of major), klein hoefblad (Tussilago farfara) en wilde tijm (Thymus serpyllum), daarnaast ook keukenkruiden - gewone tijm, venkel, kervel en foenegriek. Meeste cavia's vinden deze kruiden lekker, men kan ze dus of vers aanbieden, of gedroogd met het krachtvoer mengen, of de drinkflessen met kruidenthee vullen. Preparaten van vlierbes (Sambuccus nigra) zijn ook heilzaam voor de luchtwegen. Vlierbespreparaten moeten altijd thermisch bewerkt of gedroogd zijn, want verse rauwe delen van de vlierbesplant zijn giftig. Vlierbessiroop of thee van vlierbloesem kan men in winkels met gezonde voeding kopen (let op suikergehalte - siroop voor menselijke consumptie bevat vaak te veel suiker). Echinacea preparaten (Echinacea purpurea) kunnen gegeven worden om de weerstand te verhogen*. Fruit- en kruidenbereidingen specifiek voor cavia's zijn beschikbaar bij Maru-vet (www.maru-vet.com). *(Echinacea is een discussiepunt: het kruid lijkt enige preventieve werking te hebben in afwezigheid van ademhalingsklachten; in ziekte is de effectiviteit aanzienlijk lager.) Denk verder aan de hoogwaardige en vitaminerijke voeding. Geef uw verkouden cavia minimum 50 mg vitamine C per dag, veel verse vitaminerijke groente (rode paprika, tomaat, selderij) en kruiden. Als de ademhalingsklachten langer dan een week
aanhouden, kan men een antibioticakuur proberen. Bij serieuze
neuscongestie en ademnood
is deze
behandeling zelfs verplicht. Men gebruikt hiervoor bij voorkeur
doxycycline (Doxoral), 10 mg per kg lichaamsgewicht, 1 keer per dag.
In ernstige gevallen mag de dosis verdubbeld worden. Bij gebrek
aan dit middel kan enrofloxacine (Baytril) ook gebruikt worden; de
dosering is
10 mg per kg lichaamsgewicht, 2 keer per dag. De kuur duurt minimaal 5
dagen,
maar in de praktijk zal het meer dan een week in beslag nemen want de
klachten kunnen hardnekkig zijn. Wij
raden u echter aan zuinig te zijn met antibioticagebruik bij lichte
klachten. Overmatig behandelen met antimicrobiële middelen is niet
zonder risico's. Een te intensief behandelde cavia bouwt zelf geen
immuniteit op tegen opportunistisch pathogene species die altijd in de
bovenste luchtwegen of in de omgeving aanwezig zijn. Als de bacteriën
opeens resistent worden tegen het antibioticum, koloniseren ze de
luchtwegen terwijl het dier zich niet kan verdedigen. Dergelijke
infecties verlopen meestal snel en fataal. Bij neuscongestie moet de
neusgang vrijgemaakt worden, zodat het dier ongestoord kan ademen
(cavia's
ademen enkel door de neus). Hiervoor gebruikt men ontzwellende neusspray (oxymethazoline, te koop bij de drogist)
of etherische
olie zoals Eucalyptus, tijm en pepermunt. Etherische olieën zijn
beschikbaar bij de drogist of bij
www.maru-vet.com. De olie kan gesmeerd worden op de huid achter de oren
en onder de kin (contact met ogen en slijmvliezen vermijden!). De omgeving van
de cavia (tralies, bedding) kan ook licht gespoten worden, echter, men mag niet
op het voer of hooi spuiten, want etherische olieën zijn schadelijk bij orale inname. Inhalatie van etherische olie kan ook
verlichting geven. Deze techniek - inhalatie - is speciaal ontwikkeld voor de
behandeling van longontsteking; het wordt uitvoerig beschreven in het hoofdstuk
Ademhaling, Behandeling van longontsteking. Slijmoplossende middelen zoals Fluimucil (N-acetylcysteïne) zijn te verkrijgen over de couter in de apotheek.
Er bestaan verschillende formulaties - poeder, siroop of
inhalatievloeistof. Voor orale toediening gebruikt men een suikervrije
siroop. De dosering is 50-100 mg acetylcysteïne 3-4 keer per dag. Echter,
dit middel heeft beperkingen. Het is zeer effectief bij de mens, maar
zijn werking bij knaagdier en konijn is vaak teleurstellend. Het kan
gegeven worden ter ondersteuning, men mag echter geen spectaculaire
effecten verwachten. Fluimucil is zeer beperkt houdbaar; na opening verliest het zijn werking binnen 24 uur. Bij veel neus- en ooguitscheiding kan men de neus en de ogen schoonmaken met fysiologisch zout (9 g keukenzout opgelost in 1 l gekookt water), en eventueel antibiotica druppels voor het oog gebruiken (chlooramfenicol, bij voorkeur generiek voor humaan gebruik). Prognose. De meeste aandoeningen van de
bovenste
luchtwegen hebben een goede prognose. De infectie is meestal
zelflimiterend en
de opbouw van immuniteit is goed. Bij serieuze congestie van de bovenste
luchtwegen is de prognose in het algemeen ook gunstig, mits het dier
snel en adequaat behandeld
wordt. Bij verzwakte dieren is de prognose slechter. Zonder behandeling
bestaat er een risico dat de ziektekiemen de onderste
luchtwegen en/of het middenoor bereiken. Dit zijn serieuze en vaak
levensbedreigende complicaties. Een andere complicatie is dragerschap.
Zelfs als de klachten verdwijnen, kunnen de pathogene bacteriën permanent verblijven in de nasofarynx en/of de tonsillen. Etiologie. Etiologie van niet-infectieuze aandoeningen van de bovenste luchtwegen bij cavia's is niet helemaal duidelijk. Er zijn verschillende mogelijkheden: i) het slijmvlies kan geïrriteerd raken op een niet-specifieke manier, zonder tussenkomst van antistoffen; ii) er kan een allergische reactie optreden, met tussenkomst van antistoffen en afhankelijk van het immune systeem van het dier. De volgende stoffen werken etsend en/of irriterend op het slijmvlies van de luchtwegen:
Uiteraard zijn niet alle cavia's even gevoelig voor de bovengenoemde stoffen. Pathogenese. De niet-specifieke irritatie wordt veroorzaakt door de etsende werking van de agressieve stoffen (zie boven). Er treedt een ontstekingsreactie op; een van de gevolgen is een verhoogde slijmproductie. Bij langdurige blootstelling aan de agressieve substantie(s) wordt het normale epitheel (reuk/respiratorisch epitheel) vervangen door ander epitheel (plaveiselepitheel). Door deze verandering (squameuze metaplasie) verliest het epitheel zijn normale afweerfunctie (slijm, trilharen); de luchtwegen worden gevoeliger voor bacteriële en schimmelinfecties. De ontstekingsreactie ontstaat instantaan na het verschijnen van de agressieve stof; bij langdurige blootstelling neemt het iets af in sterkte (adaptatie, chronische ontsteking, metaplasie), maar verdwijnt meestal niet nadat de irriterende stof verdwenen is. Volledig herstel is niet altijd mogelijk. Bij immuun-afhankelijke irritatie (allergische reactie) reageert het lichaam op een specifieke stof (allergeen). Veelal is het een eiwit afkomstig van een bacterie of schimmel (slechte-kwaliteit hooi). Het gaat hier waarschijnlijk over de type I overgevoeligheidsreactie. Het lichaam maakt specifieke antistoffen (IgE) tegen het allergeen; de antistoffen hechten zich vast aan bepaalde ontstekingscellen (mestcellen), die onder andere aanwezig zijn in de submucosa van de luchtwegen. Bij herhaalde blootstelling aan het allergeen worden de mestcellen geactiveerd. Het allergeen bindt zich vast op meerdere IgE moleculen op het oppervlak van de mestcel, en zet de cel aan tot vrijstelling van ontstekingsstoffen (histamine, heparine, prostaglandines, leukotriënen en andere). Een veralgemeende type I overgevoeligheidsreactie leidt tot shock (anaphylaxis); dit is echter onwaarschijnlijk onder normale omstandigheden. De reactie treedt niet meteen op na de blootstelling; eerst is er sensitisatie nodig. De opbouw van immuniteit duurt dagen tot weken. Men ziet dus een ontstekingsreactie die vrij onopvallend begint en erger wordt met de tijd. De reactie houdt onmiddellijk op nadat het allergeen verdwenen is. Niet-infectieuze problemen in de pure vorm zijn relatief zeldzaam; niet-infectieuze irritatie van de bovenste luchtwegen wordt snel opgevolgd door secundaire infecties. Symptomen zijn nagenoeg dezelfde als bij Infectieuze ziektes. Oppervlakkige reutel, vaak niezen, dyspneu en neus- en ooguitscheiding kunnen voorkomen. De uitscheiding is helder in afwezigheid van secundaire infecties. Diagnose. Irritaties of allergieën worden meestal gediagnosticeerd als de ademhalingsproblemen aanhouden ondanks meerdere antibiotica kuren. Echter, dergelijke diagnose is niet altijd correct, want er bestaan ook zeer hardnekkige ziektekiemen die dezelfde klachten veroorzaken en die niet gemakkelijk bestreden kunnen worden met antibiotica. Behandeling. De enige radicale behandeling is het weghalen van de irriterende stoffen. De omgeving moet zo goed mogelijk stofvrij gemaakt worden. Helaas is dit niet altijd praktisch: de belangrijkste bron van stof is hooi, en cavia's moeten altijd veel hooi ter beschikking hebben (bij gebrek aan hooi treden er nog serieuzere gezondheidsproblemen op, zie Spijsvertering, Preventie). Het geven van gesteriliseerd hooi heeft weinig zin: de behandeling doodt de ziektekiemen maar verwijdert de allergenen niet. Ook het natmaken van hooi* is absoluut af te raden: vochtig hooi is een perfecte kweekbodem voor ziektekiemen. *(Het natmaken van hooi wordt routinematig toegepast bij behandeling van chronische luchtwegproblemen bij paarden. Wij vinden het een zeer twijfelachtige maatregel, die zelfs bij paarden problemen kan veroorzaken. Voor kleine dieren met weinig weerstand is vochtig hooi vaak funest.)
Het vervangen van de bedding kan soms ook helpen. Men gebruikt bij
voorkeur
fleece of handdoeken. Cavia's met gevoelige luchtwegen moeten beter niet
op
zaagsel gehuisvest worden. Het toedienen van steroïdale
ontstekingsremmers (bv dexamethason) is volstrekt zinloos daar de cavia
ongevoelig is voor corticosteroïden. Extra vitamine C is van groot belang bij chronische ontstekingen van de luchtwegen. Vitamine C is een antioxidant: het neutraliseert vrije zuurstofradicalen die vrijkomen bij de ontsteking, en voorkomt uitgebreide orgaanschade. Wij raden ten minste 50 mg van vitamine C per dag aan. Antioxidanten zitten ook in rood fruit: rozenbottel, framboos, bosbes, vlierbes en cranberry. Niet alle cavia vinden vers rood fruit lekker; soms is het gemakkelijker om fruitpoeder en -sap te geven. Meerdere antibioticakuren kunnen nodig zijn voor de bestrijding van secundaire bacteriële infecties, zie Infectieuze ziektes. Prognose. Chronische klachten zijn hardnekkig. Mogelijk blijft de cavia er levenslang last van hebben. Het houdt in dat het dier gevoeliger wordt voor bacteriële en schimmelinfecties van de bovenste en onderste luchtwegen. De eigenaar moet extra alert zijn en snel ingrijpen als de toestand verslechtert. Met de juiste verzorging kan de cavia toch een goede levenskwaliteit behouden. REFERENTIES Richardson VCG, 2000, Diseases of Domestic Guinea Pigs, 2nd edition, Library of Veterinary Practice, Blackwell Publishing. | |||
|