BEHANDELING VAN DIARREE

SAMENVATTING

De oorzaken van diarree (voeding, infectie) zijn beschreven in overige hoofdstukken (Diarree, Infecties en zoönosen). De behandeling is afhankelijk van de toestand van het dier. Bij zware diarree bestaat het uit antibiotica, pijnstilling en detoxificatie (het onschadelijk maken van de bacteriële gifstoffen). Daarnaast moet men het zieke dier bijvoeren en desnoods vocht en glucose toedienen. Klik op de links voor een uitgebreide beschrijving.

Lichte (chronische) diarree
Zware (infectieuze) diarree
Vloeistof en glucose Pijnstillers
Antibiotica Detoxificatie
Diarreeremmers Voeding
Fouten/gevaarlijke handelingen

Fig. 1: Veel ruwvoer en gedroogde kruiden helpen bij lichte diarree.

WEL OF NIET APART?

Isolatie van een zieke cavia is aan te raden bij zware diarree, of als het dier zich duidelijk slecht voelt. Het risico van besmetting van de kooigenoten is dan meestal hoog. Bij lichte spijsverteringsproblemen en bij chronische diarree is de isolatie niet noodzakelijk of zelfs ongewenst. Een cavia die opeens in eenzame opsluiting terechtkomt raakt in stress, zodat de eetlust daalt en de problemen (potentieel) verergeren.

LICHTE (CHRONISCHE) DIARREE

Lichte diarree (zachte keutels) kan uw cavia altijd overkomen. Incidentele lichte diarree hoeft niet speciaal behandeld te worden. Met veel hooi, diarreeremmende planten (vers of gedroogd), en beperking van commerciële pellets zal het probleem snel verdwijnen. Haal verse groente niet uit het dieet; laat het dier zelf kiezen wat hij/zij eet.

Planten met diarreeremmende werking zijn: herderstasje (Capsella bursa-pastoris), smalle weegbree (Plantago lanceolata), duizendbladkruid (Achillea millefolium), vogelmuur (Stellaria media), klein hoefblad (Tussilago farfara), verder framboos en bosbes bladeren, bamboe, veldzuring. Geef deze planten bijvoorkeur vers (zomer). In de winter kunnen er gedroogde kruiden en kruidenformules gegeven worden (zie www.maru-vet.com, Spijsvertering). Als de diarree aanhoudt, terwijl de cavia helder blijft en goed eet, kan een 5-daagse antibiotica kuur het probleem verhelpen. Men gebruikt hiervoor metronidazol (Flagyl), 20-30 mg/kg lichaamsgewicht, 2 keer per dag. Daarnaast kunt u probiotica geven - vooral Lactobacilli zoals beschreven in Herstel en nazorg (zie ook www.maru-vet.com); dit helpt de eventuele ziektekiemen te elimineren en de balans van de darmflora te herstellen.

Chronische lichte diarree (in volksmond: "plakpoep") is vrijwel altijd te wijten aan de inadequate voeding en/of overige gezondheidsproblemen. Als de diarree vaak terugkomt en gepaard gaat met gewichtsverlies en algemene slechte conditie van het dier, dient u het gebit en de nierfunctie te onderzoeken. Indien mogelijk, behandel de onderliggende problemen. Probeer verder het dieet van uw cavia te verbeteren. Denk aan voldoende vitamine C in het voer. Elimineer zetmeel- en vetrijke spijzen, geef geen snoep uit dierenwinkels. Beperk eiwit - verminder commercieel droogvoer. Verhoog de hoeveelheid ruwvoeders - hooi en gedroogde planten. Zet een bakje tarwezemelen en kleingemaakte bietenpulp pellets in de kooi. Deze zijn uitstekende bronnen van oplosbare (bietenpulp) en onoplosbare (zemelen) vezels, die de darmfunctie kunnen verbeteren. Cavia's vinden deze producten heel lekker. Verder kunt u fruit geven, maar liever niet al te zoete soorten.  Appels zijn geschikt; cranberry supplementen (cranberrysap) kunnen is sommige gevallen ook helpen. Fruitzuren remmen de groei van ziektekiemen, en pectine in fruit is gunstig voor de darmwerking.

Als u naast diarree ook alarmerende veranderingen in het gedrag van de cavia merkt (anorexie, lusteloosheid, tekens van buikpijn, zie Probleem herkennen) kunt u met een redelijke zekerheid ervan uitgaan dat er toxische of infectieuze agentia aanwezig zijn.

ZWARE DIARREE EN INFECTIES

Onderzoek en diagnose. De identificatie van de infectieuze agentia is in vele gevallen moeilijk uitvoerbaar. De meeste/belangrijkste pathogenen kunnen enkel in het laboratorium geïdentificeerd worden. Bacteriologisch onderzoek heeft uiteraard veel toegevoegde waarde, vooral als onderdeel van een bestrijdings- en preventieprogramma bij een ziekte uitbraak in een grote caviapopulatie. Als de ziektekiem geïdentificeerd is, kunnen de dieren effectiever behandeld worden. Hiervoor kan men zowel de ontlasting als dierlijk materiaal (weefsels van overleden dieren) gebruiken. Men kan een kweek en een antibiogram (een test op de gevoeligheid van de ziektekiem tegen verschillende anti-infectiva) maken om de beste behandelingswijze te kiezen. Let op: als u mest laat onderzoeken, geef altijd aan dat er naar specifieke ziektekiemen gezocht moet worden (bv Campylobacter of Clostridium). Het heeft weinig zin om algemeen bacteriologisch onderzoek op meststalen te doen, omdat mest te veel verschillende bacteriën bevat; dit maakt de interpretatie moeilijk. Bij gestorven dieren neem beter geen darminhoud (om dezelfde reden), maar de mesenteriale lymfeknopen of de lever.

De resultaten van bacteriologisch onderzoek zijn vaak teleurstellend. Ten eerste moet de staalafname op een correcte manier uitgevoerd worden, anders levert deze (prijzige) oefening helemaal niets op. Bijvoorbeeld, de stalen moeten anaeroob getransporteerd worden, zo niet dan sterven de anaerobe bacteriën af. Bovendien zijn vele darmpathogenen facultatief pathogeen, ze komen dus ook voor bij gezonde dieren. Als ze in de ontlasting gevonden worden, mag men nog geen conclusies trekken. Er is ook zelden sprake van één specifieke besmettingsfactor, waardoor de analyse gecompliceerder en de diagnose minder betrouwbaar worden. De keuze van anti-infectiva is daarentegen zeer beperkt; dit wil zeggen, de behandeling is veelal hetzelfde ongeacht de oorzaak van de ziekte.

Als uw cavia plots ziek wordt, is er meestal geen tijd voor laboratorium tests. Cavia's met darminfecties gaan immers veel te snel achteruit. Een dierenarts kan eventueel de ontlasting onder de microscoop onderzoeken op aanwezigheid van bijvoorbeeld protozoa (omdat deze meteen opvallen) en een staaltje mest naar het laboratorium sturen. Men mag echter geen dagen wachten op de uitslagen. Het dier moet meteen behandeld worden.

Een cavia met zware/bloederige diarree moet apart gezet worden. De bedding moet minstens 2 keer per dag ververst worden. De cavia zelf moet ook regelmatig gewassen worden; bij langharige cavia's kunt u best de anale streek scheren, zodat de ontlasting er niet aan kan plakken. Bestrijd vliegen. Deze kunnen madenziekte veroorzaken, of de infectie mechanisch overdragen naar andere cavia's in dezelfde ruimte.

De behandeling (afhankelijk van de toestand van het dier) is gericht op:

  1. Het omkeren van gevaarlijke fysiologische condities. De belangrijkste zijn:

    Shock - een levensbedreigende conditie waarin door onvoldoende doorbloeding een zuurstof tekort ontstaat. Shock zien wij vooral bij Gram-negatieve enteritis (E. coli) of bij ernstige uitdroging t.g.v. andere zware darminfecties. Een cavia in shock kan enkel geholpen worden door een competente dierenarts, maar zelfs dan is de kans op succes gering. Shock wordt beschreven in een ander artikel.

    Hypothermie (onderkoeling, temperatuur lager dan 36oC rectaal gemeten) vanwege de werking van bacteriële toxines. Als de cavia koud aanvoelt, moet hij/zij warm gehouden worden. De beste oplossing is een elektrisch kussen (op de laagste stand) of een speciale infrarood lamp (zoals gebruikt bij reptielen). In noodsituaties mag men een plastic fles gevuld met warm water naast het dier leggen.

    Dehydratatie (uitdroging). Dehydratatie treedt vrijwel altijd op bij hevige diarree. Symptomen zijn: 1) kleine, half dichte, ingezonken ogen; 2) verlaagde huidelasticiteit (turgor). Hiervoor dient u een huidplooi test uit te voeren: na het knijpen moet een huidplooi meteen verdwijnen. Als de plooi enkele seconden blijft staan, is het dier uitgedroogd; 3) droge mond, bleke slijmvliezen. Meestal treedt er isotone of zelfs hypotone dehydratatie op: het organisme verliest water en zout, omdat het slijmvlies van de darm aangetast is door de ziektekiemen. Bij ernstige darmaantasting worden zelfs eiwitten uitgescheiden. Hypertone uitdroging (alleen waterverlies, en geen zoutverlies) is theoretisch mogelijk bij puur osmotische diarree, maar in de praktijk zal het niet voorkomen.

    Uitdroging moet gecorrigeerd worden door de toediening van zowel water als zouten. Een uitgedroogde cavia kunt u peroraal rehydrateren als de slikreflex aanwezig is. Daarvoor gebruikt men fysiologische zoutoplossingen, liefst met toevoeging van glucose voor de energie. Gebruik liever geen gewoon kraanwater. Geef bij ernstige uitdroging 10-20 ml fysiologisch water iedere 1-2 uur, of tot de toestand verbetert. Kijk op www.maru-vet.com (Spijsvertering, Electro-Lite rehydratie formule). Als het dier niet slikt, of als er grote hoeveelheden gegeven moeten worden, is de subcutane injectie van steriel fysiologisch zout een goede oplossing. Men kan ter hoogte van de schoft (maar niet te diep in de rugspieren) tot ca. 20 ml per injectieplek spuiten. De vloeistof moet uiteraard op lichaamstemperatuur zijn; injectie van koude vloeistoffen kan de toestand snel verergeren. Nb. het subcutaan vocht toedienen moet uitgevoerd worden door een competente dierenarts.

    Elektrolytenverlies. Bij infectieuze diarree hebben we vrijwel altijd te maken met veel zoutverlies.  Door natriumverlies kunnen o.a. de spieren, het hart en het zenuwstelsel slechter gaan functioneren. Daarom gebruikt men altijd fysiologische zoutoplossingen voor de rehydratie van dieren met diarree (zie boven).

    Negatieve energiebalans (vooral bij E. coli enteritis, soms bij clostridiale dysbacteriose) - energienood en excessieve vetverbranding. Dit moet gecorrigeerd worden door snelle toediening van voedingsstoffen. U kunt de rehydratie formules met glucose gebruiken (zie boven). Reken ongeveer 1 g glucose per kilo lichaamsgewicht per keer. Geef nooit grote hoeveelheden glucose en geconcentreerde glucose oplossingen; het overschot aan glucose komt in de dikke darm terecht en dient als voedingsbron voor de ziektekiemen. Let op: bij ernstige bacteriële infecties treedt er malabsorptie op, waardoor glucose niet goed opgenomen wordt. U kunt dan beter 0.5-1 ml propyleen glycol oraal geven; dit middel wordt snel opgenomen en omgezet in de lever in glucose (tenzij leverschade te omvangrijk is). Als de cavia niet meer slikt, moet er glucose ingespoten worden. (Het voederen via een maagsonde is te gevaarlijk.) Intraveneuze toediening is zeer moeilijk, zeker bij uitgedroogde dieren (de aders zijn moeilijk te vinden omdat ze niet willen opzetten). In noodsituaties en in afwezigheid van slikreflex moet men subcutaan glucose (steriele fysiologische oplossing) spuiten. De maximum concentratie is 5-6%. De isotone glucose oplossing is 6% (60g/l), maar daar moet men voorzichtig mee zijn (risico van hypotone hydratatie). Meng desnoods 1 deel 20% glucose met 3 delen fysiologisch zout. Glucoseoplossing is weliswaar irriterend voor de weefsels (veroorzaakt necrose), maar dit is te verkiezen boven de dood door energietekort. De dosering is 20 ml van de 5% glucose oplossing per kilo lichaamsgewicht; dit komt overeen met 1 g glucose. Meer glucose ineens spuiten heeft weinig zin, omdat het via de nier uitgescheiden zal worden. Nb. het subcutaan glucose toedienen moet uitgevoerd worden door een competente dierenarts.

    Acidose (bloedverzuring) vanwege negatieve energiebalans en/of verlies van bicarbonaat uit de darm. Acidose is levensbedreigend. Diagnose kan gesteld worden aan de hand van de urinetest: in meeste gevallen daalt de urine pH van 9 (normaal) naar 5-6-7. Echter, meestal is er geen tijd voor tests. Het is altijd gunstig om een cavia met hevige diarree 200-300 mg citroenzuur, natrium citraat of enkele ml citroensap te geven. Het middel is onschadelijk en het voordeel is dubbel: citroenzuur werkt alkaliserend in het lichaam, maar het verzuurt de darminhoud. Daardoor worden pathogenen zoals E. coli en Salmonella onderdrukt. Alternatief kunt u bicarbonaat gebruiken; dit zit in meeste rehydratie formules. Het nadeel van bicarbonaat is dat het de hoeveelheid gas in de maag vergroot. Het corrigeren van de pH van bloed via een subcutane injectie van een gebufferde zoutoplossing is veel gecompliceerder. Men moet eerst een bloedtest uitvoeren om precies te weten hoeveel alkali gespoten mag worden. Dit is meestal niet praktisch.

  2. Pijnbestrijding. Pijn bij infectieuze diarree is al erg genoeg om het dier te doden. Er bestaan helaas weinig effectieve pijnstillers voor dit type (viscerale) pijn. Gebruikelijke NSAIDs - niet-steroïde ontstekingsremmers zoals carprofen of meloxicam zijn ineffectief. Meloxicam en vooral diclofenac kunnen zelfs ongunstige effecten hebben vanwege het versterken van de ontstekingsreacties (verhoogde TNF-alfa expressie, zie Roth 2002). Wij hebben zeer goede ervaringen met flunixine meglumine (Finadyne): subcutaan 2 mg/kg lichaamsgewicht 2 keer per dag. In extreme situaties mag men tot 5 mg per keer spuiten. Flunixine kan het lichaam ook ontgiften van bacteriële gifstoffen (zie verder). Echter, men moet beter geen flunixine gebruiken bij cavia's met een slechte nierfunctie. Langdurig gebruik is schadelijk voor de nieren. De overweging is soms moeilijk; de eigenaar kan het beter aan een competente dierenarts overlaten.

  3. Toediening van antibiotica. Ook hier is de keus beperkt. Voor de behandeling van diarree gebruikt men in de regel metronidazol (Flagyl). Dit middel bestrijdt zowel anaerobe bacteriën (bv clostridia) als protozoa. De dosering is 20-30 mg/kg lichaamsgewicht 2 keer per dag; in ernstige gevallen tot 50 mg 2x dag. Daarnaast worden er andere antibiotica gegeven, zoals enrofloxacine (Baytril), doxycycline of chlooramfenicol. De identificatie van de ziektekiemen helpt bij het kiezen van het beste middel. Als de identificatie niet mogelijk is, kiest men meestal enrofloxacine. Enrofloxacine werkt niet tegen strikt anaerobe species, wel tegen E. coli, Salmonella, Campylobacter en Yersinia, en dit zijn de belangrijkste darmpathogenen buiten clostridia. Bovendien is enrofloxacine relatief weinig belastend voor de gezonde darmbacteriën.

  4. Toediening van overige anti-infectiva. Antibiotica werken niet tegen alle infecties. Metronidazol (Flagyl) werkt tegen bepaalde bacteriën en protozoa, maar niet tegen schimmels. Bij mycose (schimmel) is itraconazol aanbevolen (Itrafungol, effectief o.a. tegen Candida spp.). De dosering is 5 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Antischimmel medicijnen kunnen ook gegeven worden als onderdeel van een globale aanpak van een darmprobleem, dit omdat schimmels/gisten meestal (secundair) aanwezig zijn bij overige infecties. Verder: als u een specifieke diagnose hebt, kunt u ook andere (specifieke) middelen inzetten. Bijvoorbeeld, bij coccidiose moet men coccidiostatica gebruiken. Sulfadimidine of toltrazuril (Baycox) zijn een goede optie. De dosering is 10 tot 20 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Let op: coccidiostatica voor vogels zijn over the counter verkrijgbaar bij een apotheek. Echter, geneesmiddelen voor vogels bevatten in de regel veel lactose. Lactose is zeer ongunstig voor de darmwerking bij cavia's.

  5. Detoxificatie van de bacteriële gifstoffen. Dit is een zeer belangrijk deel van de behandeling. Dieren met diarree gaan vaak dood, ondanks alle antibiotica kuren. Dit komt door de werking van de bacteriële toxines. Antibiotica elimineert weliswaar de bacteriën, maar niet hun toxines. De gifstoffen blijven schade aanrichten in de darm en in het bloed, zelfs nadat de bacteriën uitgeschakeld zijn. Stoffen die ontgiftend werken zijn:

    Cholestyramine. Vetachtige toxines (zoals endotoxines - LPS) kunnen geïnactiveerd worden met cholestyramine (Questran). Cholestyramine is een harsachtige substantie die anionische (negatief geladen) vettige stoffen bindt. Het wordt in humane geneeskunde gebruikt om cholesterol te verlagen.  Cholestryramine werkt dubbel: het bindt LPS (een vetachtige gifstof afkomstig van de celwand van Gram-negatieve bacteriën), waardoor detoxificatie mogelijk is, en het bindt ook galzuren, waardoor de ontlasting harder wordt. Cholestyramine wordt niet opgenomen uit het spijsverteringsstelsel. Het werkt dus hoofdzakelijk in de darm, maar het kan in zekere mate de gifstoffen uit het bloed "zuigen" door het creëren van een concentratiegradiënt. Cholestyramine is vaak levensreddend bij zware uitputtende diarree, zoals veroorzaakt door ETEC E. coli stammen. De dosering is 0.5 g in 10-20 ml water, niet meer dan 2 keer per dag. Let op: cholestyramine is een radicaal middel. Geef het enkel bij ernstige waterige diarree. Gebruik het nooit in droge vorm, geef altijd een ruime hoeveelheid water erbij. Geef nooit meer dan 1 g per dag. Overdosering kan tot verstopping leiden.

    Flunixine is een zeer effectieve niet-steroïde ontstekingsremmer - pijnstiller (zie boven). Een gunstige "bijwerking" van flunixine is het binden van LPS in het bloed. Gebruik tot 5 mg/kg lichaamsgewicht in noodsituaties, maar liever niet bij slechte nierfunctie. Zieke dieren hebben veel baat bij dit middel.

    Diakur Plus. Zie www.maru-vet.com (Spijsvertering). Diakur Plus bevat natrium en kalium zouten, glucose, aminozuren en citrus vezels. Het is een voederformule dat gebruikt wordt voor de bestrijding van infectieuze diarree bij o.a. kalveren. Behandeling met Diakur Plus combineert rehydratie, compensatie van elektrolytenverlies en acidose, toediening van voedingsstoffen, en inactivatie van bacteriële gifstoffen. De inactivatie gebeurt dankzij citrus vezels, die hydrofobe (water afstotende) eigenschappen hebben. De bacteriële celwanden zijn ook hydrofoob. Bacteriën en LPS (afkomstig van de celwand) ondergaan interacties met de vezels, waardoor ze geadsorbeerd en afgevoerd kunnen worden.

    Actieve koolstof (bv Norit). Actieve koolstof heeft een bepaalde adsorptiecapaciteit en kan bijdragen aan het onschadelijk maken van bacteriën en gifstoffen. Echter, in onze ervaring is deze capaciteit onvoldoende om ernstig zieke dieren te helpen. Norit kan zeker geen kwaad en kan gebruikt worden als een steunmiddel. Geef tot 5 tabletten Norit als u vermoedt dat de cavia een giftige plant heeft opgegeten.

    Sucralfaat (bv Sucralfaat Sandoz, 200 mg/ml). Dit middel is oorspronkelijk bedoeld om maag- en duodenale zweren te kalmeren. Sulfacraat kan gebruikt worden om de maag-darmwand te beschermen tegen giftige stoffen. Het voorkomt ook het indringen van bacteriën door de beschadigde darmwand (bij bloederige diarree en darmaantasting) en septicaemie. Sucralfaat kan gegeven worden als men intoxicatie met schimmel of overige gifstoffen vermoedt, en/of bij ernstige diarree zoals veroorzaakt door Clostridium spp. of EHEC E. coli stammen. Het mag niet gegeven worden bij ileus (darmstilstand). De dosering is 100 mg/kg lichaamsgewicht, 2 keer per dag; overdosering kan verstopping veroorzaken.

    Kaolin is een soort klei (aluminium silicaat) met absorberend vermogen; het mag oraal gegeven worden. Er wordt gediscussieerd over de effectiviteit van deze behandeling. Het middel kan gebruikt worden als een ondersteunende therapie.

    Cranberry sap werkt samentrekkend, vochtafdrijvend en het vermindert de hechting van ziektekiemen aan de darmwand. Dit supplement kan veilig gegeven worden. Denk tegelijkertijd aan de rehydratatie van uw zieke dier.

  6. Diarreeremmende medicaties. Soms wordt er loperamide (Imodium) gegeven. Loperamide kan iedere 3 uur toegediend worden aan 0.1 mg/kg lichaamsgewicht. Loperamide stopt diarree door het verminderen van de darmbeweeglijkheid. In sommige omstandigheden kan dit nuttig zijn, bijvoorbeeld als de diarree blijft aanhouden ondanks de toediening van antibiotica en andere medicaties. De cavia moet echter helder zijn - met een normale slikreflex, en absoluut niet onderkoeld, uitgedroogd of anorexisch. Imodium zal in dergelijke gevallen de darmen kalmeren en de darmpassage vertragen - dit geeft medicaties en probiotica meer tijd om in te werken. Echter, wij adviseren voorzichtigheid met dit middel. Diarree heeft immers een fysiologische functie: het zo snel mogelijk kwijtraken van de schadelijke stoffen en/of microben. Loperamide bestrijdt de oorzaak van de diarree (infectie of vergiftiging) niet. Als men door middel van medicaties de darmen stillegt, kunnen de irriterende stoffen en bacteriën niet snel genoeg afgevoerd worden, waardoor er meer schade ontstaat. Vooral bij infecties met Gram-negatieven (enterobacteriën - Salmonella, E. coli) ontstaat er gevaar dat de ziektekiemen via de darmwand de buikholte binnendringen. Loperamide kan de toestand soms spectaculair verslechteren, zodat er paralytische ileus (darmstilstand) en shock optreden, zie Obstipatie. Als u toch loperamide gebruikt, doe het altijd samen met antibiotica en onder begeleiding van een competente dierenarts.

  7. Voeding en nazorg. Een cavia met ernstige diarree, hevige buikpijn en vergiftigingsverschijnselen zal niet graag vanzelf eten. Dwangvoeren is de enige oplossing. Het is belangrijk om eerst de toestand van het dier in te schatten. In de eerste fase, als de cavia er heel slecht aan toe is, heeft het geen zin de standaard voederformules te geven: het dier kan ze toch niet verteren. Er moet eerst voldoende glucose aangeboden worden. Geef glucose bij voorkeur in de vorm van rehydratie formules met zout. Als u geconcentreerde suikerbereidingen voert, zullen ze minder efficiënt opgenomen worden en in de dikke darm terechtkomen. Dit is ongunstig, want alle onverteerde suikers dienen als voedingsbodem voor de ziektekiemen in de dikke darm.

    Diakur Plus is een uitstekende rescue formule bij hevige diarree. Gebruik dit product in de eerste fase. Later, als de medicijnen aanslaan, kan Diakur vervangen worden door standaard dwangvoer formules, zie www.maru-vet.com. Gebruik Diakur oplossing in plaats van water om andere poederformules aan te maken. Voer het diertje iedere 2-3 uur, afhankelijk van de toestand. Bied ook vast voedsel aan, bv hooi en de favoriete hapjes van de cavia. Geef een vezelrijke voeding, vermijd zetmeelrijke spijzen. Zetmeel zal de gezonde darmflora niet herstellen; sterker nog - zetmeel kan gebruikt worden door de ziektekiemen. Ongeschikte soorten voeder zijn: Olvarit Babyfood, havermout en Brinta. Vooral Olvarit bevat zowel zetmeel als simpele suikers; dit is een perfecte voedingsbodem voor de pathogene bacteriën.

    Een vezelrijke formule die in vele gevallen een verbetering oplevert is Darm++ (zie www.maru-vet.com, Spijsvertering). Probiotica toediening is zeer belangrijk bij diarree. Echter, men moet opletten met probiotica in de acute fase met ernstige darmaantasting, als er veel bloed in de ontlasting aanwezig is.

    De werking van probiotica en het herstel van de gezonde darmflora bij darmklachten worden uitgebreid besproken in Herstel & nazorg.

    FOUTEN BIJ BEHANDELING VAN DIARREE

    Vers voer weghalen. De meest voorkomende fout is een plotse verandering van het dieet van de zieke cavia. Cavia's met diarree krijgen op advies van een dierenarts enkel hooi, water en krachtvoer. Een dier dat zich niet goed voelt reageert slecht op een verandering van voer. De resultaten zijn: stoppen met eten, energietekort (negatieve energiebalans), uitdroging, gaskolieken en meestal dood.

    Een cavia met diarree mag in geen geval op dieet van water, hooi en droogvoer gezet worden. Dit zal het natuurlijke eetgedrag en de eetlust onderdrukken. Bij dieren dit toch al ziek waren leidt het tot uitdroging, gas, stofwisselingsstoornissen en dood. Probeer altijd de eetlust van uw zieke cavia te stimuleren door zijn/haar favoriete hapjes aan te bieden.

    Prokinetica geven. Prokinetica (darmstimulanten - middelen die de darmbeweeglijkheid verhogen) worden gebruikelijk toegediend bij obstipatie en gas; daar zijn ze ook op de juiste plaats. Het toedienen van prokinetica bij diarree klinkt onlogisch. Het is niet duidelijk waarom deze fout zo vaak gemaakt wordt. Prokinetica gegeven bij diarree verergeren de spastische/koliek-achtige darmbeweging, verergeren diarree en leiden tot snelle uitdroging en uitputting. Soms treden er dodelijke complicaties op, zoals intussusceptie (in elkaar schuiven van stukken darm), endeldarm prolaps of darmperforatie. Cisapride (Cisaral) richt meer schade aan dan metoclopramide (Primperan), vanwege zijn sterkere prokinetische werking.

    REFERENTIES

    Hrapkiewicz K, Medina L, 2007, Clinical Laboratory Animal Medicine, Blackwell Publishing.

    Rateau JG, Brouillard M, Morgant G, Aymard P, 1986, Experimental study in the rabbit of the effect of cholestyramine in the treatment of infectious diarrhea caused by cholera, Ann Gastroenterol Hepatol (Paris) 22(5):289-96.

    Richardson VCG, 2000, Diseases of Domestic Guinea Pigs, 2nd edition, Library of Veterinary Practice, Blackwell Publishing.

    Roth J, Hübschle T, Pehl U, Ross G, Gerstberger R, 2002, Influence of systemic treatment with cyclooxygenase inhibitors on lipopolysaccharide-induced fever and circulating levels of cytokines and cortisol in guinea pigs, Eur J Physiol 443:411-417.


h