| ||||||||||||||||||||||
ZIEKTES VAN DE ONDERSTE LUCHTWEGEN/LONGONTSTEKING Aandoeningen van de onderste luchtwegen zijn altijd serieus, en veelal levensbedreigend. Longontsteking is waarschijnlijk de meest voorkomende doodsoorzaak bij cavia's. Klik op de links voor meer uitleg.
Wij willen graag onderscheid maken tussen descenderende (afdalende) en directe longinfecties; dit omdat het ziektebeeld en de prognose bij deze twee types anders zijn. Afdalende infecties (meest voorkomend) worden veroorzaakt door opportunistische pathogenen (bacteriën die van natuur aanwezig zijn in de bovenste luchtwegen). Opportunistische pathogenen kunnen weliswaar dodelijk zijn, maar de cavia heeft er enige immuniteit tegen zodat het verloop van de ziekte relatief minder acuut is. Afdalende infecties hebben meestal duidelijke voorafgaande symptomen. Het dier reageert redelijk op de behandeling. Directe longinfecties worden daarentegen veroorzaakt door zeer agressieve ziektekiemen, waar de cavia ook nog geen immuniteit tegen heeft. De infectie treedt onverwacht op en verloopt acuut tot hyperacuut. Uiteraard is de prognose in dergelijke gevallen veel slechter.
DESCENDERENDE (AFDALEDE) INFECTIES Etiologie en epidemiologie.
Infectieuze ziektes van de onderste luchtwegen zijn nagenoeg altijd een
gevolg van onbehandelde/verwaarloosde neus- en keelinfecties. Bij
gezonde dieren vormt de neus- en keelholte een goed werkende barrière,
die de meeste pathogenen tegen houdt. Enkel bij aantasting van de
bovenste luchtwegen (infectieus of niet-infectieus, zie Ademhaling, Bovenste luchtwegen) krijgen de ziektekiemen een kans om de longen te infecteren. Wij spreken meestal over descenderende
(afdalende) infecties, die in de bovenste luchtwegen beginnen, en zich
langzaam naar de longen uitbreiden. Longinfecties treden in deze gevallen
niet onverwacht op. Echter, er bestaan ook specifieke pathogenen die de
long direct aantasten, zonder voorafgaande fase van neus- en keelontsteking (lees verder in Overige infecties).
In meeste gevallen ziet men de voorafgaande tekens van rhinitis en/of laryngitis (reutelen, niezen, oog- en neusuitvloei). Echter, deze symptomen zijn niet altijd evident - soms kan de infectie van bovenste luchtwegen onopgemerkt voorbijgaan. Dit is zeer gevaarlijk, want op het moment dat de infectie afgedaald is naar de onderste luchtwegen, wordt de toestand van het dier kritisch. Pathogenese. Het verloop van de ziekte is vrijwel altijd hetzelfde: de ziektekiemen gaan door de luchtpijp, de grote bronchiën, de kleine bronchiën en uiteindelijk bereiken ze de longblaasjes. De verschillende fasen van de infectie lopen vloeiend in elkaar over en zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Hieronder beschrijven we twee belangrijkste stadia: bronchitis en pneumonie. TRACHEÏTIS EN BRONCHITIS Ontsteking van de luchtpijp (trachea) en bronchiën is het volgende stadium bij uitbreiding van de infectie van de bovenste luchtwegen. De betrokken bacteriën zijn dezelfde die de aantasting van de bovenste luchtwegen veroorzaken (Bordetella bronchiseptica, Pasteurella multocida, Streptococcus spp. en Staphylococcus spp.). Slijm, afgestorven epitheelcellen, etter en eventueel bloed (bordetellose) blokkeren de bronchiën waardoor acute ademnood ontstaat. Symptomen.
De toestand van het dier is kritisch. Er is dyspneu (ademnood),
geforceerd ademen met verheven hoofd en mond open, en algemene
(niet-specifieke) tekens van lijden, zie Ademhaling, Probleem herkennen.
De cavia zondert zich af en zit gebold met rechtopstaande haren. De
lichaamstemperatuur kan verhoogd zijn (>39.5 graden), de hartslag en
de ademhaling zijn meestal versneld. Diagnose/behandeling: zie Behandeling van longontsteking. Prognose.
Deze fase van luchtweginfectie is relatief kort van duur en loopt
vloeiend over in de volgende fase - longontsteking. De symptomen moeten
uiterst serieus genomen worden. Zonder behandeling is de overlevingskans
zeer klein. BACTERIËLE (BRONCHO)PNEUMONIE. Pathogenese. De microben hebben de long bereikt en richten schade
aan het longweefsel. Dit is de meest voorkomende vorm van longontsteking bij cavia's: de alveolaire pneumonie. De infectie kan gelokaliseerd zijn in de craniale (voorste) longkwabben, maar het kan zich ook uitbreiden naar de hele long.
De typische kenmerken van alveolaire longontsteking zijn: infiltratie
van ontstekingscellen (bij bacteriële infecties: neutrofielen) en
ophoping van vocht in de longblaasjes (oedeem). De wanden van de longblaasjes
kunnen
verdikt zijn door deling van de epitheel cellen en door afzetting van
bindweefsel (fibrose, vooral in latere stadia). Een overzicht van de pathologische veranderingen
is weergegeven in Fig. 1.
Door vochtophoping en verdikking van alveolaire
wanden wordt de
uitwisseling van gassen benadeeld. Er ontstaat dus zuurstoftekort en
respiratoire acidose (bloedverzuring ten gevolge van ophoping van
koolstof dioxide in het bloed). Respiratoire acidose gaat samen met
metabole acidose: door zuurstofgebrek treedt er stapeling van melkzuur
op. Symptomen.
Dyspneu (ademnood) is het hoofdsymptoom. Het dier snakt naar adem en
gebruikt de buikspierpomp bij het uitademen (zie Ademhaling, Probleem herkennen).
Neus- of ooguitscheiding kan in de beginfase voorkomen, maar later is er meestal niet meer. Ook het diepe
rochelende geluid in de borstkas (zie Bronchitis) is niet altijd
aanwezig. Bij consolidatie van grote stukken longweefsel is er geen
geluid (meer) te horen. Dit is zeer verraderlijk: het stoppen van
reutelen wordt vaak foutief geïnterpreteerd als een teken van
verbetering, terwijl het in feite op een terminale situatie wijst. Diagnose/behandeling: zie Behandeling van longontsteking. Prognose. Alle vormen van longontsteking zijn uiterst serieus. Er is niet veel tijd voor de
behandeling, omdat de toestand van het dier zo snel verslechtert. Onbehandelde cavia's sterven meestal binnen
24-48 uur. Er zijn weinig cavia's die de infectie kunnen afweren in zo een korte tijd. Bij onvoldoende behandeling (te korte
antibioticakuur of foutieve keuze van antibiotica) worden de
ziektekiemen niet volledig verwijderd; er ontstaan dus complicaties
zoals permanente ontstekingshaarden en/of abcessen. Ook na een effectieve
infectiebestrijding blijven er vaak chronische ademhalingsklachten over.
Dit hangt af van de mate van aantasting (fibrose, emfyseem, verkalking)
van het longweefsel. Lees verder in Chronische problemen. DIRECTE BACTERIËLE INFECTIE VAN DE LONG De meeste longinfecties zijn descenderend, ofwel
afkomstig van de bovenste luchtwegen (zie boven). Echter, er bestaan ook
long-specifieke bacteriën die zich niet in de neus- en keelholte
van de cavia vermenigvuldigen, of bacteriën die heel snel naar de longen afzakken omdat de weerstand van de cavia te laag is. Klebsiella, Pseudomonas, streptokokken en enkele andere species (zie Ademhaling, Infecties en zoönosen)
kunnen in principe de long direct infecteren; de cavia kan dus vrij plots
ernstige ademhalingsproblemen ontwikkelen. Deze pathogenen behoren niet
tot de normale neusflora van de cavia; de cavia heeft dus weinig tot
geen immuniteit tegen dergelijke infecties. Klebsiella, Pseudomonas
en sommige streptokokken komen voor bij de mens (bij menselijke
verkoudheid) of bij overige huisdieren; infectieoverdracht van mens of hond naar cavia is dus een reeël
gevaar. Pseudomonas kan zich ook via drinkwater (vuile flesjes) verspreiden. Het gevaar is groter bij verzwakte cavia's, cavia's met chronische
luchtwegirritaties (slechte hygiëne, stof en rook), en cavia's die veel contact hebben
met de mens.
Overige bacteriën die directe longinfecties veroorzaken zijn: Mycobacterium spp. (wettelijk bestreden ziekte, onwaarschijnlijk) en Mycoplasma spp. De laatste bacterie, Mycoplasma,
is moeilijk te bestrijden en kan chronische longklachten veroorzaken.
Fig. 3. Symptomen van een acute longontsteking t.g.v. een streptokokken infectie. Klik op het plaatje voor een video uitleg.
Etiologie/pathogenese. Verslikpneumonie is een ontstekingsreactie die
ontstaat als er vloeistof of vaste stof in de longen terechtkomt.
Verslikpneumonie kan zowel steriel als septisch zijn. Steriele
verslipneumonie is echter zeldzaam, omdat er altijd bacteriële bronnen
(bv speeksel) aanwezig zijn in de mondholte; er worden dus vrijwel
altijd bacteriën meegenomen naar de longen. Speeksel bevat onder andere
de fecale bacteriën, dit omdaat cavia's hun ontlasting opeten. De
veratwoordelijke pathogenen bij verslikpneumonie zijn meestal de
(facultatief) anaërobe species uit de darm, of toevallige bacteriën uit
de huid en/of omgeving (stafylokokken enz.). Ook schimmels en gisten (bv
Candida albicans) kunnen
bijdragen aan de infectie - candidiasis van de mondholte komt immers vaak
voor bij verzwakte dieren. De belangrijkste oorzaken van
verslikpneumonie zijn: i) dwangvoeren bij slikproblemen en ii) narcose.
De problemen ontstaan hoofdzakelijk bij ernstig zieke en verzwakte
dieren. HEMATOGENE INFECTIES Etiologie/pathogenese. Niet alle longinfecties komen binnen via de bovenste
luchtwegen. Een belangrijkste klasse luchtweginfeties heeft andere
intredepoorten, en bereikt de long via het bloed. De best bekende
infecties in deze categorie zijn de infecties met enterobacteriën: salmonellose en yersiniose
(rodentiose), zie Spijsvertering, Infecties en zoönosen, en de meeste virale infecties (zie verder). De intredepoort van de enterobacteriën is de darm. Uit de darm worden ze
getransporteerd in witte bloedcellen naar de long, lever en milt. De
infecties kunnen hyperacuut verlopen, zodat het dier sterft voordat de
longklachten zich voordoen. Echter, in vele gevallen neemt de ziekte
(vooral bij rodentiose) de chronische vorm aan. De geïnfecteerde
cavia's vertonen diverse klachten: longontsteking, blaasontsteking,
opgezette lymfeknopen, algemene slechte conditie en sterke vermagering. Post mortem
vindt men typische infectiehaarden (granulomen) in de long, lever en
milt. Granulomen zijn soort van "abcessen" gevuld met harde kaasachtige
substantie,
en omhuld door een dik kapsel van bindweefsel. Het verschil tussen
granuloom en abces ligt vooral in het type van de centrale necrose:
kaasachtig - caseus versus (half)-vloeibaar - colliquatief, de dikte van
het bindweefselkapsel, en het type ontstekingscellen die erbij
betrokken zijn (macrofagen/reuze cellen versus neutrofielen). Het
laatste is uiteraard enkel te zien op histologische
sneden, het is dus weinig van belang in allerdaagse praktijk. Granulomen
kunnen tot 1 cm groot
zijn en ze zitten ingebed in het longweefsel (nooit in de borstholte).
Ze zijn meestal verkalkt; een Röntgen foto van de thorax
is dus een goed diagnostisch middel. LONGMYCOSEN (SCHIMMELINFECTIES) Etiologie/pathogenese. Schimmelinfecties van de long kunnen optreden samen met
(of secundair aan) de infectie van de bovenste luchtwegen. Echter,
bepaalde schimmelsoorten (Absidia, Mucor
enz. zie Ademhaling, Infecties en zoönosen) kunnen de long direct
infecteren. Soms maar niet altijd zijn er ook gastrointestinale
symptomen (diarree of tympanie).
De cavia kan beschimmeld voeder/hooi opeten, of enkel de schimmelsporen
inademen om een longinfectie op te lopen.
Schimmelinfecties treffen vooral jonge cavia's (na het spenen),
verzwakte dieren en dieren met chronische luchtwegirritaties. Longmycose
verloopt hyperacuut, met ernstige ademhalingsklachten en sterfte binnen
24 uur. Veralgemeende mycosen worden vaak gezien als een "mysterieuze"
of "onverklaarbare" doodsoorzaak bij cavia's. Het belang van
schimmelinfecties in de eerstelijns veterinaire zorg wordt onderschat.
VIRALE INFECTIES (INTERSTITIËLE PNEUMONIE) Etiologie/pathogenese. Het belang van virale pneumonie bij cavia's is nog
niet helemaal duidelijk. Weinig cavia-specifieke virussen van het ademhalingsstelsel zijn bekend (zie Ademhaling, Infecties en zoönosen), en de bekende virussen zijn relatief zeldzaam en laag tot matig
pathogeen. Op basis van de veterinaire literatuur kan men stellen dat virussen geen belangrijke
longpathogenen zijn bij cavia's (dit in tegenstelling tot andere dieren,
waar virussen juist de belangrijkste en gevaarlijkste ziekteverwekkers
zijn). Echter, er bestaan aanwijzingen van een hyperacuut
verlopende longziekte (het dier gaat dood binnen enkele uren na het
ontstaan van syptomen), die mogelijk veroorzaakt wordt door een ongeïdentificeerd
virus. Het virus zou dan latent aanwezig moeten zijn bij (schijnbaar) gezonde
cavia's. Dit probleem dient nog verder onderzocht te worden. Virusinfectie treedt (meestal) binnen via de bovenste luchtwegen. Het virus gaat zich primair vermenigvuldigen in de tonsillen;
daarna wordt het getrasporteerd door het bloed (primaire viraemie) naar
het doelorgaan - meestal long, maar mogelijk ook lever en milt. Post mortem vindt men een typisch beeld van interstitiële pneumonie. Het interstitium van de long (de cellulaire massa tussen de blaasjes, die normaal klein van omvang is) neemt sterk toe in volume. Er zijn veel cellen aanwezig; het zijn geen basofielen (zoals in virale infecties bij overige dieren), maar cavia-specifieke Kurloff cellen. Verder is er toename van de hoeveelheid fibroblasten en epitheelcellen. Een typisch beeld vindt u in Fig. 4. De verdeling van de letsels is lokaal uitgebreid tot diffuus - meestal is de hele long aangetast. Uiteraard vindt men bij gestorven dieren ook verschillende bacteriële letsels (superinfecties komen vaak voor). Vaak is de schade aangericht door bacteriën (en hun toxines) de definitieve doodsoorzaak.
Symptomen.
Bij zuiver virale pneumonie (zonder bacteriële superinfectie) zien we
hoofdzakelijk ademnood en weinig andere symptomen. Typische kenmerken
van bacteriële infecties zijn afwezig. Er is dus meestal geen geluid
en geen uitscheiding uit de neus/ogen. Er kan een koortspiek ontstaan op
het moment dat het virus in de bloedbaan terechtkomt. Bij zeer
agressieve virale
infecties (zeldzaam) kan de cavia binnen enkele uren na het ontstaan
van de symptomen doodgaan. Diagnose is bij levende dieren nagenoeg
onmogelijk. Post mortem kan men histologisch onderzoek uitvoeren van longen, lever, milt en overige organen. Behandeling. Er bestaat geen effectieve behandeling van virale
infecties. Men kan secundaire bacteriële infecties bestrijden met
antibiotica. Dit is meestal voldoende bij weinig agressieve virussen
(het merendeel). Bij zeer agressieve species (zeldzame gevallen met
hyperacuut verloop) zal iedere therapie falen. Longontsteking verloopt meestal acuut, met sterfte
binnen enkele dagen. Echter, men kent ook chronische of slepende
longaandoeningen. Langdurige ontsteking veroorzaakt altijd permanente schade
aan het ademhalingsstelsel. De belangrijkste complicaties van longontsteking zijn: Etiologie/pathogenese. COPD (chronic obstructive pulmonary disease) is eigenlijk geen ziekte, maar een verzamelnaam voor alle chronische ademhalingsklachten. COPD bij cavia's is meestal een sequeel van een onvoldoende behandelde longinfectie, waardoor de ontsteking te lang heeft aangehouden. Door de langdurige ontsteking wordt er veel bindweefsel afgezet in de alveolaire septa. De infectie zelf kan al genezen zijn, maar het bindweefsel verdwijnt niet. Bindweefsel afzetting vergroot de lucht-bloed barrière en benadeelt de uitwisseling van gassen. Bovendien verliest de long zijn vermogen tot uitzetten (compliantie) zodat de opname van zuurstof minder efficiënt wordt. De longfunctie is dus permanent verslechterd, waardoor het dier chronisch tekort aan zuurstof heeft. Ter compensatie ontstaat er emfyseem: de wanden van longblaasjes verbreken en de blaasjes fuseren tot grotere structuren om de oppervlakte van de lucht-bloed barrière te vergroten. De long krijgt een karakteristieke "bubbelfolie" structuur. Uiteraard is dit compensatiemechanisme beperkt in zijn werking. Emfyseem zien wij vooral aan de randen van de long, bij dieren die gestorven zijn aan ernstige ademhalingsstoornissen (Fig. 5).
Symptomen. COPD
manifesteert zich als chronische ademnood, geforceerd ademen
en veel slijmproductie in de onderste luchtwegen (diep rochelend geluid,
soms maar niet altijd met uitscheiding uit de neus). De cavia gaat
sterk
achteruit in conditie. De eetlust daalt, het dier slaapt veel en is
weinig actief. Gaskolieken zijn niet zeldzaam. Er is meestal gewichtsverlies, maar het komt voornamelijk
door de afbraak van spieren. De cavia kan nog vrij veel lichaamsvet
hebben, nochtans voelt het lichaam slap en futloos. Chronische
longpatiënten zijn
gevoelig voor herinfecties. ABCESSEN EN OVERIGE ONTSTEKINGSHAARDEN Etiologie/pathogenese. Longabcessen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door Pasteurella multocida en streptokokken.
Meestal hebben we te maken met een
longinfectie die (schijnbaar) succesvol behandeld is. De acute klachten
zijn verdwenen en de eigenaar en/of zijn/haar dierenarts beslist de
antibioticakuur te beëindigen. Echter, sommige ziektekiemen blijven
achter of boren zich door het borstvlies. Zo ontstaan er ingekapselde
infectiehaarden in de long zelf (intrapulmonair) en/of in de pleuraholte
(intrapleuraal). Abcessen
zijn omringd door een kapsel van bindweefsel, waardoor ze moeilijk
doordringbaar zijn voor ontstekingscellen, antibiotica enz. Abcessen
groeien langzaam en kunnen er jarenlang aanwezig zijn. De cavia
scheidt nagenoeg geen ziektekiemen uit, dus de besmetting van de
hokgenoten is niet waarschijnlijk. Het abces is echter een
infectiereservoir voor de drager zelf. Vooral de intrapulmonaire
abcessen veroorzaken acute problemen - ze zijn immers onderhevig aan
mechanische stress bij het opvullen van de long. Het komt dus regelmatig
voor dat er een bloedvat ruptureert, of dat er lekkage van infectieuze
stoffen uit het abces optreedt. Opflakkeringen vanuit oude
ontstekingskernen treden vaak op en
leiden snel tot de dood van het dier.
ALLERGISCHE (EOSINOFIELE) BRONCHITIS/PNEUMONIE Etiologie/pathogenese. Allergische pneumonie lijkt op allergische rhinitis (type I overgevoeligheid), lees verder in Ademhaling, Bovenste luchtwegen.
Kort samengevat: blootstelling aan het allergeen veroorzaakt
vrijstelling van bepaalde ontstekingsstoffen, waaronder histamine. Ter
hoogte van de onderste luchtwegen veroorzaakt histamine bronchoconstrictie
- een vernauwing van bronchiën waardoor ademhaling benadeeld wordt. Er
wordt ook extra veel slijm geproduceerd omwille van de
ontstekingsreactie. Allergische reacties in de onderste luchtwegen
worden hoofdzakelijk
veroorzaakt door schimmels en schimmelsporen. Schimmel(sporen) bevinden
zich hoofdzakelijk in slechte-kwaliteit hooi. Vroegere longinfecties
(ook als ze schijnbaar volledig genezen zijn), vooral longmycosen,
kunnen een predispositiefactor zijn.
Symptomen zijn chronische ademhalingsproblemen, die niet vebeteren na toediening van antibiotica. Er is meestal diepe bronchiale reutel en veel neusvloei. De cavia lijkt er echter weinig last van te hebben (DDx: dit is het verschil met de echte infectieuze longontsteking). Diagnose stellen is moeilijk. Meestal wordt allergische bronchitis gediagnosticeerd via eliminatie van andere oorzaken, zoals infecties (als er geen reactie op antibiotica is). Men kan histologisch onderzoek van het longweefsel laten uitvoeren en naar specifieke ontstekingscellen zoeken. Dit kan uiteraard enkel post mortem, als de cavia om een andere reden overlijdt (cavia's gaan immers niet dood aan allergische ademhalingsproblemen). Behandeling is hoofdzakelijk gericht op het verminderen van stof in de omgeving. Stoffig en slecht ruikend hooi mag zeker niet gegeven worden. Soms helpt het om de cavia handdoeken of fleece te geven als bedding. Behandeling met steroïdale ontstekingsremmers heeft totaal geen zin. Bij ernstige benauwdheid kan men loratadine (een humaan middel met een anti-histamine werking, te verkrijgen over the counter bij de apotheek) geven, aan 1 mg een keer per dag. Beta-adrenerge middelen verbeteren de ventilatie door het verwijden van de onderste luchtwegen; men kan deze toedienen via inhalatie of neusspray (Salbutamol spray voor mensen). Langdurig en/of overmatig gebruik is echter afgeraden vanwege de nadelige invloed van beta-adrenergica op de hartfunctie. Men kan eventueel ook inhalatie van etherische olie proberen (zie algemene Behandeling); dit is uiteraard enkel een steunmiddel. Prognose. De klachten zijn hardnekkig. Het verbeteren van bedding en voer (vitaminerijk voer, vooral goede-kwaliteit hooi) kan de levenskwaliteit van de cavia verhogen, maar het volledige herstel is niet altijd mogelijk. OVERIGE COMPLICATIES Etiologie/pathogenese. Langdurige ademhalingsklachten hebben een nadeling effect op het functioneren van het hele lichaam. Vermagering en spierafbraak werden reeds vermeld in de beschrijving van COPD en abcessen. Daarnaast zien wij opvallend vaak dat cavia's met chronische longziektes ook hartproblemen ontwikkelen. De verklaring ligt voor de hand: een dier, dat continu te weinig zuurstof binnen krijgt, compenseert dit door het verhogen van de hartoutput. Deze compensatie werkt maar beperkt, en leidt op termijn tot verslechtering van de hartfunctie. Het typische beeld is dilatoire cardiomyopathie, oftewel, vergroting van het hart met verlies van contractiekracht. Meestal begint het met de vergroting van het rechterhart (dat bloed naar de longen pompt), omdat de bloeddruk in de long toeneemt door ontstekingsprocessen, bloedvaten degeneratie enz. Later zijn wij een veralgemeend effect op de hele circulatie. Een specifieke aantasting van het hart komt voor na verwaarloosde streptokokken infecties. Deze aantasting is auto-immuun van aard. Het persisterende streptokokken antigen geeft een langdurige prikkel aan het immuunsysteem en zet de lymfocyten aan tot productie van antistoffen. Het streptokokken antigen lijkt qua structuur op eiwitten die op de hartkleppen aanwezig zijn; de antistoffen vallen dus ook de hartkleppen aan. Dit kan gezien worden als een type II overgevoeligheid; het resultaat is een chronische ontsteking van de binnenzijde van het hart (endocarditis). Symptomen/diagnose. De cavia gaat algemeen achteruit, vermagert, wordt snel moe en slaapt veel. Door slechte bloedafvoer uit de long ontstaat er alveolaire oedeem (vochtophoping in longblaasjes, zoals bij bacteriële longinfecties - Fig. 1), wat de ademhaling verder benadeelt. Meestal is er geforceerde ademhaling met diepe bronchiale geluiden. De cavia ligt vaak in een opvallende positie, steunend op het borstbeen met voorpoten uitgestrekt naar voren. In de eindfase is er blauwe verkleuring van de huid en slijmvliezen (cyanose). Dit is moeilijk te onderscheiden van de chronische longsymptomen; er is in dergelijke gevallen immers ook longschade aanwezig. Auscultatie van de borstkas laat meestal een eenduidige diagnose toe. Men hoort in het algemeen een zwakke en trage hartslag, soms kleppenruis, en afwijkende ritmes met het frequente overslaan van hartslagen (vermoedelijk 2-de graad AV blok). De afwijking kan desnoods gekarakteriseerd worden met behulp van een electrocardiograam (dit vergt aanpassing van de bestaande apparaten). Behandeling/prognose. Ten eerste moeten de medicaties, die de hartfunctie benadelen, stopgezet worden. De schadelijke medicijnen zijn: steroïdale ontstekingsremmers (dexamethasone), en de meeste middelen die juist voor de behandeling van longklachten ingezet worden - beta-adrenergica (salbutamol), theofylline en anti-histaminica (loratadine). Ook metoclopramide en cisapride, die men routinematig geeft bij darmklachten (ook bij cavia's met chronische benauwdheid, omdat ze vaak gas in de maag krijgen), zijn niet aan te raden bij hartpatiënten. Verder kan men een steuntherapie toepassen. Hart- en circulatieproblemen worden beschreven in een ander hoofdstuk (Circulatie). LONGTUMOREN Dit vermelden wij voor de volledigheid. Longtumoren komen uiterst zelden voor bij cavia's. In de zeldzame bekende gevallen gaat het over adenocarcinoma's (tumoren van het klierweefsel, zoals melkklier tumoren), die zich uitzaaien naar de long. Enkel zeer agressieve kwaadaardige tumoren kunnen metastaseren (zich uitzaaien). In dergelijke gevallen gaat de cavia binnen enkele dagen dood. Er bestaat geen behandeling. REFERENTIES McGavin MD, Zachary JF, Pathologic Basis of Veterinary Disease, Elsevier 2007. Richardson VCG, 2000, Diseases of Domestic Guinea Pigs, 2nd edition, Library of Veterinary Practice, Blackwell Publishing. | ||||||||||||||||||||||
|